Apneu en snurken behoren tot de ''slaapgebonden ademhalings- stoornissen''. Dit zijn afwijkingen van het ademhalingspatroon die zich alleen tijdens de slaap voordoen.
Apneu en snurken zijn aandoeningen die heel verschillend zijn maar ook grote overeenkomsten hebben.
Apneu wil zeggen: volledige ademstop (a-pneu = geen lucht). De luchtstroom (naar binnen) wordt onderbroken gedurende minstens 10 seconden. Dit gaat gepaard met een verlaging van het zuurstofgehalte in het bloed van minstens 4% en/of een ontwaakreactie.
Wanneer er vele hypopneus en apneus optreden, spreken we van obstructief slaapapneusyndroom (OSAS).
Al bij 10 apneu's per uur krijgt de slaap geen kans om voldoende rust te brengen. Vermoeidheid en slaperigheid overdag zijn het gevolg.
We kennen 2 soorten apneu. Obstructieve apneu, waarbij ontspanning van de spieren leiden tot een blokkade van de bovenste luchtweg. Centrale apneu, hierbij geven de hersenen geen prikkel om adem te halen. Deze komt zelden voor.
Het grote verschil tussen snurken en apneu is dat in geval van snurken vooral de partner last heeft van de snurker, een sociaal probleem. Apneu is een medisch probleem waarbij de patient zelf behoorlijk last heeft en bovendien grote gevolgen heeft voor de gezondheid.
De belangrijkste overeenkomst is dat snurken en apneu uitingen zijn van hetzelfde fenomeen: tijdens de slaap vermindert de spierspanning ergens in de bovenste luchtweg en de wanden van de bovenste luchtweg komen bij een ademhalingsbeweging in trilling of zakken tegen elkaar.
In geval van snurken is het zo dat er geen belemmering van de ademhaling is echter alleen een geluid van de luchtstroom die deze weke delen passeert.Wanneer er onvoldoende luchtpassage is d.w.z 50% vermindering van de luchtstroom gedurende minstens 10 seconden dan spreken we van hypoapneu.
Symptomen die kunnen wijzen op slaapapneu zijn:
Wanneer apneu niet wordt behandeld neemt de kans op cardiovasculaire (hart en vaat) aandoeningen toe en de levensverwachting daalt.
Bronvermelding: Leven met Snurken en Apneu van Dhr. N. de Vries en P. van Mechelen